Zondag heb ik, zoals gezegd, voor het eerst de film Wall Street gezien. Ik denk dat het groeiproces van Bud Fox (Charlie Sheen) voor iedereen, tot op zekere hoogte, herkenbaar is. Als je net begint aan je carrière, heb je geen flauw idee waar je mee bezig bent. Het enige wat je weet is dat je met de grote jongens mee wil doen. En liever nu dan over tien jaar. Om dat te bereiken ga je net doen alsof je een grote jongen bent en beweeg je al bluffend door de wereld, hopend dat niemand het door heeft en je voor vol wordt aangezien. Helaas, ze hebben je door, maar spelen gewoon mee. Je hebt het alleen zélf niet door.
Tot er een moment komt dat je het doorkrijgt: “Waar ben ik in godsnaam mee bezig?”. Dat moment kan op verschillende momenten komen. Je kunt ziek worden op vakantie, je kunt een gigantische smak maken of iemand waar je het niet van verwacht drukt het midden in je gezicht: “Ik weet niet waar jij mee bezig bent, maar volgens mij moet je eens naar jezelf luisteren.”
Dit moment hebben velen van ons wel eens meegemaakt en het brengt een belangrijke keuze met zich mee: óf je gaat door op dezelfde route óf je verandert de koers. Of zoals Lou Mannheim, de baas van Bud Fox zegt: “Man looks in the abyss, there’s nothing staring back at him. At that moment, man finds his character. And that is what keeps him out of the abyss.”
Helaas is dit heel vaak niet zo. Sommige mensen zien de afgrond al, maar lopen in het zelfde tempo richting dezelfde afgrond. Ze zijn te druk bezig met andere zaken. Zaken die ze zelf eigenlijk helemaal niet willen. Of ze hebben gewoon geen besef van zichzelf, het geweten of het innerlijk. En dat is doodzonde. We kunnen niet voorkomen dat mensen de afgrond tegemoet lopen (dat moeten ze zelf doen), maar we kunnen er wel voor zorgen dat we de ogen openen, zodat ze zelf van de afgrond weg kunnen lopen. Hoe? Door mensen hun intrinsieke motivatie te laten ontdekken en ze daar vooral in aan te moedigen!